Tweetalige woordenlijst voor het sociaal overleg – ONLINE!

Posted on 20 januari 201715 januari 2020Categories Tolken, VertalenTags , ,

[Pour la version en français, cliquez ici.]

De Tweetalige Woordenlijst voor het sociaal overleg van Déesse en Social Dialogue Network is vanaf nu online te raadplegen. Een gratis service die Déesse u aanbiedt.

Continue reading “Tweetalige woordenlijst voor het sociaal overleg – ONLINE!”

Waarom tolken meestal per twee komen

Posted on 20 september 201617 januari 2018Categories TolkenTags

[Lisez notre traduction française ici.]

 

Regelmatig ontvangen we offerteaanvragen voor tolkopdrachten, vaak in de talencombinatie Nederlands < > Frans, waarbij de prospect een aanvraag doet voor ‘een tolk’. Vaak is de verbazing van die prospect dan ook groot wanneer hij ontdekt dat hij niet één, maar wel twee tolken nodig heeft om zijn meertalige bijeenkomst tot een goed einde te brengen. Als de prospect dan ook niet goed ingelicht was over de uitrusting die tolken nodig hebben, dan is de verbazing – en helaas vaak ook de patstelling – compleet. Continue reading “Waarom tolken meestal per twee komen”

De boekenplank van Déesse 6: Taal is Business van Frieda Steurs

Posted on 10 augustus 201621 november 2016Categories Communicatie, ZakelijkTags , ,

Ik pik een oude draad weer op, namelijk die van de boekenplank van Déesse-reeks. Onlangs las ik Taal is Business van Frieda Steurs. Taal is Business wil een antwoord bieden op de vraag waarom taal nu zo belangrijk is voor bedrijven en bij uitbreiding, voor de economie. Een interessante vraag, aangezien veel bedrijven het belang onderschatten van helder taalgebruik, zowel intern tussen collega’s en diensten, als extern ten opzichte van klanten en afzetmarkten.

Sterke punten

Wat positief is, is dat het boekt leest als een trein. Het kost je luttele uren om het uit te krijgen. Korte, krachtige zinnen geven bondig en duidelijk de achtergrond van de auteur mee. Inhoudelijk biedt het boek een heel breed overzicht van het belang van taal voor bedrijven en de economie. Het is opgebouwd rond een aantal thema’s en doorspekt met vele voorbeelden van hoe het kan en hoe het niet moet. Die opbouw draagt bij tot een vlotte lectuur.

Maar bovenal heeft Frieda Steurs de verdienste dat ze met al haar goede en slechte voorbeelden duidelijk weergeeft waarom taal nu precies zo belangrijk is voor de economie. Waarom Apple zo moeilijk voet aan de grond kreeg in de Aziatische wereld, terwijl IBM dankzij een doordachte taalstrategie veel gemakkelijker die markten penetreerde. Volgens Frieda Steurs begint alles met een duidelijke – eentalige – terminologie. Als je handleidingen in één taal al niet eenduidig kan opstellen door een gebrek aan terminologische duidelijkheid, wat wordt het dan in je meertalige communicatie? Een kleine ramp, inderdaad. Met verwarring en zelfs fouten tot gevolg. Bedrijven als Caterpillar ontwikkelden een geheel eigen woordenboek, precies om de communicatie binnen het bedrijf goed op de sporen te zetten, op zijn beurt de basis voor een heldere communicatie ten opzichte van derden, en dus klanten.

Het boek biedt bovendien ook een overzicht van een aantal talige opportuniteiten voor de ondernemers onder ons, netjes gepresenteerd op een dienblad. Neen, de taalindustrie is nog lang niet dood. Ook in onze sector wordt volop geïnnoveerd en geïnvesteerd.

Minder sterke punten

Het boekt vertoont wel een aantal minpunten, weliswaar op microniveau. Zoals ik hierboven al schreef, leest het boek als een trein, maar de auteur neemt daarbij her en der wel een binnenwegje. Los van de bijzonder jammere foute spaties (machine vertaling, Euronews uitzendingen, software toepassingen …) zet de auteur de lezer soms wat op het foute been. Als we even kijken naar de sector die ik het beste ken, namelijk die van de vertaling, dan merk ik toch een paar vreemde dingen op.

Vertaalcapaciteit

De auteur stelt zo onomwonden dat een vertaler 2700 woorden per dag kan verwerken. Zonder enige nuance is dat een gevaarlijke stelling. Inderdaad, 2700 woorden is vaak haalbaar. Soms haalt een vertaler zelfs meer dan dat: 3500 à 4000 is een niet zo uitzonderlijke dagprestatie. Maar veel hangt af van het soort van tekst, van de moeilijkheidsgraad. Er zijn dagen waarop een vertaler maar 1500 woorden haalt. Literaire teksten, slecht opgestelde handleidingen, teksten die bijzondere beperkingen vergen (bijvoorbeeld publicaties, wegens plaatsgebrek) zijn even zovele factoren die het vertaalproces soms aanzienlijk vertragen. Een vertaalklant die Taal is Business leest, kan er abusievelijk van uitgaan dat een vertaler in alle omstandigheden een kleine 3000 woorden per dag kan vertalen. Quod non.

Frieda Steurs maakt terecht ook gewag van CAT-tools en waagt zich aan een beknopte uitleg over de werking van deze vertaalhulpmiddelen. Let wel, CAT-tools mag je niet op één hoopje gooien met machinevertaling (of automatische vertaling). CAT-tools vertalen niet zelf, tenzij de vertaler een stuk tekst ooit manueel heeft vertaald en heeft opgeslagen in zijn vertaalgeheugen, en de CAT-tool dat automatisch terugvindt. Een CAT-tool is dus geen (of beter: niet noodzakelijk) een ‘Google Translate’! Waar Frieda Steurs wel een beetje uit de bocht gaat, is in haar bewering dat een vertaler zijn vertaalgeheugen spekt via alignering. De term is misleidend. Via alignering vul je een vertaalgeheugen inderdaad aan, maar dan wel omdat je een bestaande vertaling die nog niet in het geheugen zit, als het ware koppelt aan de originele tekst. Wanneer je eenvoudigweg vertaalt met een CAT-tool, dan aligneer je strikt genomen niet. Een CAT-tool haalt gewoon alle zinnen uiteen en biedt de vertaler voor elke zin (‘segment’ genoemd) de mogelijkheid om zijn vertaling toe te voegen. Voor een boek dat hamert op terminologische eenduidigheid kan zoiets wel tellen, me dunkt.

Conclusie

Behalve een paar ruwe randjes, is het een heel toegankelijk en leesbaar boek, met een uitgebreid en nuttig overzicht van de taalindustrie anno 2016.

 

 

 

Retour, waddisda?

Posted on 27 juni 201620 februari 2017Categories TolkenTags

[Lisez notre traduction française ici.]

 

Zoals ik in de inleiding van een eerder artikel al zei, bestaat het tolkenjargon vooral uit Franse leenwoorden. Relais, cheval, décalage … het zijn er wel wat. Vandaag buigen we ons over de retour.

De retour maakt vergaderingen efficiënter

Ja, inderdaad. Wie niet vertrouwd is met tolken, denkt vaak dat je voor een doorsnee vergadering met twee werktalen, één tolk nodig hebt. Als ik om advies word gevraagd en dit hoor, dan leg ik eerst uit dat tolken een heel intensieve bezigheid is die je als tolk niet veel langer dan drie kwartier kunt volhouden zonder dat je vertolking eronder begint te lijden, en dat je dus voor een vergadering die langer dan drie kwartier duurt, twee tolken nodig hebt. Niet altijd, maar vaak is de reactie dan een begripvolle reactie, waarbij de klant of prospect dan antwoordt: “Uiteraard, één tolk die van het Nederlands naar het Engels tolkt, terwijl de andere tolk in de andere richting tolkt.” Opnieuw moet ik dan een beetje bijsturen. Daar waar het voor schriftelijk vertaalwerk in de meeste gevallen gewenst is om een zogenaamde native speaker of moedertaalspreker (van de doeltaal) in te schakelen, ligt dat voor tolken, met het oog op een kostenefficiënte bijeenkomst, toch anders.

Maar hoe dan?

Tolken werken altijd in tandem, zoals we hierboven hebben gezien. Daarbij zal de ene tolk de andere aflossen na een half uurtje (of sneller als de vergadering of conferentie pittig is). Dat betekent dat je als tolk telkens een half uur ‘permanentie’ hebt en dus tolkt naar de taal die nodig is. Stel, je faciliteert een vergadering met Nederlands en Engels. Zolang er in de zaal Nederlands wordt gesproken, tolk je naar het Engels. Zodra er Engels wordt gesproken in de zaal, tolk je naar het Nederlands. Een half uurtje lang. Dan is het aan je collega en kunnen je hersenen een half uurtje rusten.

En waarom precies is dat efficiënter?

Wel, aangezien het op voorhand vaak moeilijk in te schatten is hoeveel er naar de ene taal en hoeveel naar de andere taal getolkt zal moeten worden, zou je – aangezien je steeds met zijn tweeën moet zijn, mocht een bepaalde taal langer dan drie kwartier aaneen gebezigd worden – vier tolken nodig hebben voor een bijeenkomst met twee talen: twee tolken die bijvoorbeeld van het Engels naar het Nederlands tolken, en twee tolken die in de andere richting tolken. Dat zou ook betekenen dat er telkens maar één tolk tegelijkertijd aan het woord zou zijn en er drie zouden zitten te wachten. Kun je tolken strikken die zowel van het Nederlands naar het Engels, als van het Engels naar het Nederlands kunnen tolken, dan heb je genoeg aan twee dergelijke tolken.

Maar wat is dan precies de retour?

Wel, als je als tolk van je moedertaal naar een vreemde taal tolkt (wat dus meestal niet gewenst is voor schriftelijke vertalingen), dan tolk je naar je ‘retourtaal’. Een retourtaal, of B-taal, is een vreemde taal die je ook actief beheerst. Dat is nog anders dan een C-taal of passieve taal, namelijk een vreemde taal die je perfect begrijpt, zonder dat je naar die taal zou kunnen tolken. Maar met een volwaardige retourtaal kun je dus als tolk perfect ingezet worden om netjes jouw half uur te tolken, ongeacht de taal die gesproken wordt in de zaal, waarna je afgelost wordt door je collega-tolk, die dan zijn half uurtje op zich neemt.

Wilt u nog een term uitgelegd zien? Lees dan ons artikel over de relais.