Vaak krijgen tolken na afloop van hun prestatie, wanneer ze mee staan aan te schuiven aan het buffet of nog even koffie drinken voordat ze naar hun volgende opdracht vertrekken, de vraag hoe ze dat nu toch doen? Luisteren en spreken tegelijkertijd. En dan al die technische woordenschat, dat is toch niet evident als je niet in de sector zit?
Een evidentie is dat jargon inderdaad vaak niet. Inhoudelijke en terminologische kennis verkrijg je door je degelijk voor te bereiden op een opdracht (met de hulp van de klant uiteraard, die de nodige documentatie moet bezorgen). Maar dat houdt ons vandaag niet bezig. Wel het feit dat een simultaantolk moet luisteren en spreken tegelijkertijd. Want dat is pas echt spectaculair.
Hoeveel taken kun je simultaan uitvoeren?
Het antwoord op dat vraagstuk, ligt voor velen voor de hand: een tolk moet kunnen multitasken. Welnu, onderzoek heeft aangetoond dat een mens (en laten we ervan uitgaan dat tolken ook mensen zijn) slechts twee activiteiten tegelijkertijd kan uitvoeren, op voorwaarde dat minstens één activiteit complete routine is waar je niet hoeft bij nadenken.
Wie al jaren een rijbewijs heeft, kan zo misschien wel eens denken dat hij perfect kan rijden en gsm’en tegelijkertijd. Het rijden vergt niet veel aandacht (quod non), waardoor een deel van de resterende aandacht naar het gsm’en kan gaan. Dat werkt min of meer, totdat het rijden plots niet meer routineus is, bijvoorbeeld wanneer je in een noodsituatie hard op de rem moet gaan staan. Onze hersenen kunnen dat niet snel genoeg meer verwerken, want het gsm’en, waarbij we steeds nieuwe content te zien krijgen onder de vorm van een sms of een Facebook-post, is de activiteit die voor onze hersenen op dat ogenblik niet routineus is en die dus het gros van de aandacht vraagt en krijgt. De gevolgen van rijden en gsm’en zijn ons allen bekend.
Simultaan luisteren en spreken?
Terug naar onze tolken nu. Je zou kunnen stellen dat luisteren én spreken voor een mens, en zeker voor een tolk, routineus moet zijn. Maar toch niet. Want de inhoud die tolken te horen krijgen, is steeds nieuw. En wat ze moeten zeggen, is ook nooit hetzelfde als bij een vorige opdracht. Voor onze hersenen heeft dat luisteren en spreken dus niets routinematigs. Als u mijn redenering heeft gevolgd, dan zou u nu kunnen concluderen dat tolken dus een onmogelijke bezigheid is, want zowel het luisteren als het spreken vragen actieve aandacht.
Welnu, tolken hebben er iets op gevonden. Hun aandacht is nooit permanent en uitsluitend gericht op ofwel het luisteren, ofwel het spreken. Neen, hun aandacht pendelt tussen het luisteren en het spreken. Tolken gaan dus telkens:
- een paar woorden beluisteren om te weten waar een spreker naartoe wil;
- hun aandacht verschuiven naar het spreken om hun eigen zin te starten, waarbij het luisteren secundair wordt;
- zodra de eigen zin in de steigers staat, terugkeren naar de spreker om actief te luisteren en hun spraak op automatische piloot te zetten;
- zodra ze snappen wat het einde van de zin van de spreker inhoudt, hun aandacht opnieuw verleggen naar hun eigen spraak om hun eigen zin netjes af te werken.
De werkelijkheid is complexer dan dat (een tolk moet immers soms ook actief nadenken en zichzelf ook controleren), maar daar komt het in se wel op neer. Wanneer een tolk zijn aandacht richt op het spreken, kan hij wel nog luisteren, maar dan met net genoeg aandacht om te controleren of de spreker ook werkelijk zegt wat de tolk heeft voorzien. Wanneer een tolk dan actief luistert, gaat er nog een restje concentratie op aan het controleren van de eigen spraak.
Tolken wekken dus enkel de illusie dat ze tegelijkertijd spreken en luisteren. In werkelijkheid laten ze hun aandacht pendelen tussen het spreken en het luisteren.